Menu

EEN WOORDJE GESCHIEDENIS OVER DE SINT-MARTINUSKERK



Het juiste tijdstip van de bouw van een eerste kapel of kerk is onbekend. Wel is het zo dat er in de Romeinse tijd bewoning was in wat later Rijmenam zou worden . In de 9 de eeuw wordt het dorp vernoemd in een akte van Karel de Grote.

Tot 1120 is de parochie afhankelijk van de abdij van Bornem, jaar waarin deze laatste overgaat in de handen van de abdij van Affligem. Hoe deze eerste kapel of kerk eruit zag is niet geweten. Vermoedelijk was het een Romaans kerkgebouw met een westtoren, eenbeukig schip en koor met halfronde absis. Het bepleisterde interieur was waarschijnlijk in geel en rood beschilderd, en had een vloer in gele en zwarte geglazuurde tegels.

Een volgende grote fase is de bouw van de kerk in Gotische stijl, te situeren in de 14de eeuw. Een massieve toren met vijf geledingen, een driebeukig schip met bogenarcade en een uitstekend transept. Als koor werd het Romaanse koor verder gebruikt. Afdekking gebeurde door zadeldaken op schip, transept en koor en schuine daken op de zijbeuken. Op de bepleistering van de binnenmuren waren figuratieve muurschilderingen aangebracht (zie linkerzijbeuk), op de pilaren een gele beschildering en op de bogenarcade een rode beschildering. De vloer bestond uit grote witte kalkstenen tegels.

In het verdere verloop van de geschiedenis kende het gebouw verschillende uitbreidingen. Als eerste werd aan het koor een driezijdig kooreinde met spitsboogramen gebouwd. Een nieuwe sporenkap vormde de overdekking. Vervolgens werd de zuidbeuk met ca. 1,5m verbreed, waarna de muur van de noordbeuk een verwoesting en wederopbouw kende. De toren en waarschijnlijk een deel van de kerk leed schade onder de slag bij Rijmenam tussen Staatsen en Spanjaarden op 1 augustus 1578 waarna reconstructie en herstellingen plaatsvonden. Bij deze gelegenheid (1612) werd waarschijnlijk een extra geleding toegevoegd aan de toren.

In 1765-1766 werd de dakstructuur aangepast zodat het geheel onder één dak kwam. Ook het interieur werd toen grondig aangepast: constructie van de gewelven in bepleisterd lattenwerk, plaatsen van de zijaltaren en het orgel (Smetsorgel – 1778) en leggen van een nieuwe vloer in zwarte gepolijste natuursteen (1785). Tegen de westzijde van de zuidbeuk bouwde men een vierkante doopkapel.

Een nieuwe uitbreiding gebeurde in 1834 wanneer men besloot de noordbeuk te verbreden zodat opnieuw een symmetrie ontstond met de reeds aangepaste zuidbeuk.

De in september 1914 gedynamiteerde toren werd eind van de jaren twintig heropgebouwd.

Tussen 1993 en 1997 tenslotte werd heel het gebouw gerestaureerd: buitenmuren werden hersteld en beschermd, het interieur kreeg een nieuwe verflaag. Ondertussen liet de Kerkfabriek in samenwerking met de gemeente het beeldenpatrimonium dat dateert uit de 16 de tot 18 de eeuw restaureren. De schilderijen uit de 17 de en 18 de eeuw zullen wellicht in een volgende fase volgen. Door de restauratie van het orgel met de eraan gekoppelde nieuw te plaatsen vloerverwarming werd een verlaagd doksaal gebouwd, de kerk opnieuw geschilderd en de ruimte aangepast aan een vernieuwd liturgisch inzicht.

In juli 2005 werd de kerk terug in gebruik genomen met het project Introïbo .

Deze tekst is mee gebaseerd op het archeologisch onderzoek door het VIOE tijdens de periode september-december 2004